Image
Binnenstad

Armoede

Samenvatting

In 2022 was sprake van een hoge inflatie. Huishoudens met een laag inkomen zijn hierdoor harder geraakt, basisbehoeften maken een groter deel uit van hun inkomen. We zien geen stijging van armoedecijfers, deze tonen zelfs nog een dalende trend. Wel zien we dat het aandeel langdurig arme huishoudens niet daalt. De inkomenscijfers lopen echter achter en er zijn dempende maatregelen genomen tegen de effecten van de inflatie. Bij het aflopen hiervan wordt toenemende armoede verwacht.  

In het kort

Kerncijfers
  2019 2020 2021 2022
aantal huishoudens met inkomen tot 125% Wettelijk Sociaal Minimum 22.900 23.100 22.700 -
% huishoudens met inkomen tot 125% Wettelijk Sociaal Minimum 15,0 14,8 14,4 -
aantal minderjarige kinderen in huishoudens met inkomen tot 125% WSM 8.100 8.000 7.700 -
aantal huishoudens met inkomen tot 101% WSM 12.100 12.300 12.100 -
% huishoudens met inkomen tot 101% WSM 8,0 7,9 7,7 -
aantal minderjarige kinderen in huishoudens met inkomen tot 101% WSM 4.100 4.000 3.800 -
% dat (zeer) slecht kan leven van inkomen 7 - 5 -
% meedoen gemiddeld in Utrecht* 81 - 78 -
% meedoen bij inwoners die slecht kunnen leven van inkomen 54 - 50 -
aantal U-pashouders** 42.413 41.045 39.912 39.914
In 2020 en 2022 is geen gemeentelijke Inwonersenquête afgenomen. Deze enquête houden we elke twee jaar. In 2024 zijn nieuwe cijfers beschikbaar.
De nieuwste inkomenscijfers van het CBS betreffen Belastingjaar 2021. Het betreffen gegevens van de Belastingdienst, mensen doen pas in de loop van het jaar aangifte over het voorgaande jaar.

* Een inwoner ‘doet mee’ als er sprake is van drie van de volgende vier aspecten: het hebben van (vrijwilligers)werk, deelnemen aan sport/culturele activiteiten, actief zijn in de buurt en hebben van sociale contacten. 
** Het aantal U-pashouders per U-pas jaar. Een U-pas jaar loopt van juli tot en met juni, dus 2022 zijn de U-pashouders van 1 juli 2021 tot 1 juli 2022.
Bron: CBS (IIV), 2021 voorlopige cijfers; Inwonersenquête, gemeente Utrecht

Inflatie 2022 nog niet zichtbaar in armoedecijfers 

De armoedegrenzen zijn gekoppeld aan het bijstandsniveau. Deze worden niet standaard aangepast aan de inflatie. De meeste cijfers in dit stuk zijn gegevens over inkomen van de Belastingdienst en gaan over 2021. De sterke inflatie als gevolg van de prijsstijgingen door de oorlog in Oekraïne in 2022 speelt nog geen rol in deze cijfers. Begin 2023 is het minimumloon verhoogd vanwege de sterke inflatie in 2022. Volgend jaar kunnen we de eerste effecten beter inschatten door met de cijfers over 2022 naar verschillende inkomensgrenzen te kijken. Ook zien we volgende jaar wat de effecten zijn op de mate waarop Utrechters kunnen rondkomen uit de Inwonersenquête die eind 2023 afgenomen wordt. Zie hoofdstuk Inkomen & uitkeringen voor meer over de inkomensverdeling.

Inflatie raakt lage inkomens harder, toename van armoede verwacht

Uit onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) weten we dat de inflatie en de hogere energieprijzen huishoudens met een lager inkomen harder raken. Voor deze huishoudens zijn energiekosten een relatief groter deel van hun inkomen. Huishoudens met zowel een laag inkomen, als een slecht geïsoleerde woning hebben het meest te maken met energiearmoede (zie ook Armoedemonitor). Door de hogere prijzen is het aandeel huishoudens dat volgens TNO te maken heeft met energiearmoede in Utrecht gestegen van 4,8% naar 5,7%. Er zijn maatregelen getroffen, zoals de energietoeslag en het energieplafond, om de effecten van de inflatie te dempen. Doorrekeningen geven aan dat dit voor veel huishoudens werkt. In 2024 lopen de maatregelen echter af. Het CPB verwacht dan een stijging van het aantal huishoudens in armoede en het aantal kinderen dat in armoede opgroeit tot boven het niveau van 2021

In 2021 nog een verdere daling van het aantal minima huishoudens

Uit de meest recente inkomenscijfers van het CBS blijkt dat het aandeel huishoudens in de stad dat moet leven van een inkomen op de Utrechtse armoedegrens (125% van het Wettelijk Sociaal Minimum: WSM) verder is gedaald in 2021. Ook absoluut gezien is er sprake van een daling van het aantal huishoudens met een minimuminkomen van 23.100 in 2020 naar 22.700 in 2021. Ook als we kijken naar nog lagere inkomens, huishoudens met een inkomen op bijstandsniveau (101% van het WSM), zien we dat het aantal en aandeel iets daalt, namelijk van 12.300 (7,9%) in 2020 naar 12.100 huishoudens (7,7%) in 2020. Het dalende percentage komt in Utrecht deels door de groei van de stad. 

Aandeel huishoudens langdurig op bijstandsniveau daalt niet

Hoewel we een daling zien van het aantal en aandeel huishoudens met inkomen tot 125% WSM en bijstandsniveau, zien we geen daling van het aandeel huishoudens dat vier jaar of langer leeft van een minimum inkomen. Kijken we langer terug dan zien we dat met name het aandeel huishoudens dat langdurig van een inkomen op bijstandsniveau (101% WSM) leeft langzaam is gestegen. 4,1% van de huishoudens in Utrecht leeft langdurig van een inkomen op bijstandsniveau. In 2017 was dit 3,7% en in 2020 ook 4,1%. Omdat het aantal en aandeel huishoudens met een inkomen boven bijstandsniveau (>101% WSM) daalt, bestaat de groep huishoudens in Utrecht die moet leven van een inkomen onder de armoedegrens voor een steeds groter deel uit huishoudens met een inkomen op bijstandsniveau. In 2014 was dit 15% van de huishoudens (met een inkomen onder de Utrechtse armoedegrens,125% WSM), in 2021 is dit 24% van deze huishoudens. 

Infogram URL

Twee derde minimahuishoudens is alleenstaand, bij een op de vijf werk belangrijkste inkomen

Ruim een op de vijf huishoudens met een laag inkomen (125%WSM) heeft werk (22%). Dit zijn 4.900 huishoudens in Utrecht. Bij huishoudens met een inkomen op bijstandsniveau is dit aandeel iets lager, maar is nog steeds voor een aanzienlijk deel werk de belangrijkste inkomensbron (18%). Het aandeel minimahuishoudens waarbij werk het belangrijkste inkomen is, is de afgelopen jaren gedaald. In 2021 zagen we dat het aantal huishoudens met een (bijstands)uitkering afnam (zie hoofdstuk Inkomen & uitkeringen). Dit zien we niet terug in een daling van het aandeel huishoudens met een laag inkomen en een uitkering (2021: 29%). Het aandeel huishoudens met een minimum inkomen en pensioen heeft de afgelopen jaren een iets groter aandeel (30%). Dit is niet vreemd, omdat deze huishoudens geen toename in inkomen meer kunnen verwachten. Het grootste deel van de minima huishoudens betreft alleenstaanden, ruim twee derde van de Utrechtse huishoudens met een minimuminkomen (tot 125% WSM) (69%).

Infogram URL

De meeste minimahuishoudens wonen in Overvecht

Meer dan een op de vijf huishoudens met een inkomen tot 125% WSM, zo’n 4.700 huishoudens, woont in Overvecht. Dit betreft drie op de tien huishoudens in Overvecht (30,3%), bij bijna een kwart van de huishoudens in Overvecht gaat het om langdurige armoede (23,0%). Dat is ruim twee keer zo vaak als het stedelijk gemiddeld.

Het aandeel minimahuishoudens verschilt sterk per wijk. In Overvecht is het aandeel minimahuishoudens het hoogst (30,3%), in Vleuten-De Meern het laagst (7,2%). Met uitzondering van Leidsche Rijn, nam in alle wijken het afgelopen jaar het aandeel minimahuishoudens af. Stedelijk ging het om een daling van 2%. In de Binnenstad was de daling met 5% het grootst, in Leidsche Rijn nam het aandeel minimahuishoudens toe van 8,8% naar 9,6%. Daar wonen nu 1.600 huishoudens met een inkomen tot 125% WSM. De groei vindt vooral plaats in enkele buurten (Rijnvliet, Leidsche Rijn centrum, Hoge Weide, Terwijde-oost en het Zand-oost).

Infogram URL

Aandeel kinderen dat opgroeit in armoede neemt langzaam af, maar toename verwacht

In 2021 groeit 11,2% van de Utrechtse kinderen (0 t/m 17 jaar) op in een huishouden dat leeft van een inkomen op of onder de armoedegrens (125% WSM). Dit zijn zo’n 7.700 kinderen. We zien een langzaam dalende trend van het aandeel kinderen dat opgroeit in een minimahuishouden van 14,4% in 2014 naar 11,2% in 2021. In 2020 ging het nog om 11,6%. Ook hier zien we echter dat het aandeel kinderen dat opgroeit in een huishouden met een inkomen op bijstandsniveau (101% WSM) nauwelijks daalt. In 2021 groeien zo’n 3.800 kinderen op in een huishouden dat leeft van een inkomen op bijstandsniveau. Voor 1.500 kinderen hiervan gaat het om een langdurige situatie: 2,3% van de kinderen in Utrecht groeit op in een huishouden dat langdurig leeft van een inkomen op bijstandsniveau. In 2014 ging dit om 1.200 kinderen, 1,9% van de Utrechtse minderjarige kinderen. Het CPB geeft aan dat het door de hoge inflatie in 2023 voor 2024 bij het aflopen van maatregelen een toename verwacht van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede tot hetzelfde niveau als in 2021

Een op de twintig Utrechters kan slecht leven van zijn inkomen

Naast de CBS-cijfers over inkomen, hebben we ook cijfers uit de Inwonersenquête. De Inwonersenquête wordt eens in de twee jaar afgenomen en de laatste meting is van eind 2021. Ook hierin zagen we een dalende trend van het aandeel Utrechters dat aangeeft moeite te hebben met rondkomen. 5% van de inwoners geeft aan (heel) slecht te kunnen leven van hun inkomen. In 2019 was dit nog 7%. Deze cijfers geven geen beeld van het effect van de sterk toegenomen inflatie en energieprijzen, omdat de enquête is afgenomen in het najaar van 2021. Naar verwachting hebben nu meer Utrechters moeite met rondkomen, maar dat kunnen we pas zien begin 2024 in de resultaten van de volgende meting eind 2023.

Goed kunnen leven van inkomen: grote verschillen tussen groepen inwoners

Sommige inwoners hebben meer moeite met rondkomen dan anderen. Bij inwoners met een laag inkomen (tot € 1.700 per maand: 23%), een opleiding op basis- of vmbo-niveau (13%) of een havo-, vwo- of mbo-opleiding (7%) of een Turkse (17%), Marokkaanse (14%) of Surinaamse (10%) migratieachtergrond geeft een groter deel aan (heel) slecht te kunnen leven van hun inkomen. Kijken we naar de wijken in de stad, dan zien we ook hier grote verschillen. Inwoners uit Overvecht geven twee keer zoveel aan (heel) slecht te kunnen leven van hun inkomen (10%). Vrijwel alle groepen inwoners geven in 2021 vaker aan goed te kunnen leven van hun inkomen dan in 2019.

Inwoners die slecht kunnen rondkomen doen minder vaak mee

Op basis van een aantal vragen over school, werk, sport, cultuurbezoek en contacten in de buurt (zie toelichting tabel) bepalen we of inwoners meedoen. Het aandeel Utrechters dat meedoet is tussen 2020 en 2021 gedaald. Gemiddeld doet 78% van de Utrechters mee in 2021, in 2019 was dit nog 81%. Mogelijk komt dit doordat de mogelijkheden om activiteiten te ondernemen in de coronaperiode een stuk minder waren.
Mensen die (heel) slecht kunnen leven van hun inkomen, doen minder vaak mee. De gemeente wil graag dat deze mensen wel mee (kunnen) doen. In 2021 zien we dat ongeveer de helft van deze mensen meedoet (50%), een stijging is door corona uitgebleven. In 2019 was dit aandeel vergelijkbaar (54%). 

Armoederegelingen: ruim 39.000 U-pashouders, gebruik neemt verder toe

Tussen 1 juli 2021 en eind juni 2022 hebben 39.914 Utrechters een U-pas gekregen. De afgelopen jaren zagen we een daling van het aantal U-passen, die nu lijkt te stabiliseren. Aan een U-pas is een budget gekoppeld. In 2022 is gemiddeld 65% van het budget door U-pashouders gebruikt. Dat is een verdere toename, in 2020 was dit 49%, in 2021 61%. In het eerste coronajaar waren de uitgaven nog lager, waarschijnlijk doordat veel activiteiten niet mogelijk waren. In 2021 is daarbij het gezinstegoed geïntroduceerd: het budget van de kinderen in een gezin kan gecombineerd worden. Ook zijn voorwaarden versoepeld, zo is het kopen van een laptop of fiets niet meer gebonden aan maximumbedragen, termijn of leeftijd. Dit heeft onder andere geleid tot hogere bestedingen en meer gebruik.

Utrecht kent meerdere armoederegelingen om te zorgen dat mensen kunnen rondkomen en meedoen (zie ook Armoedemonitor). De U-pas is een belangrijke basis bij de armoederegelingen. In het najaar van 2022 heeft het Nibud in een Minima Effectrapportage (MER) berekend dat bij gebruik van alle regelingen, alle huishoudens met een inkomen tot 150% in 2023 (met alle rijksmaatregelen) geen tekorten zouden hoeven hebben. De werkelijke persoonlijke situaties van huishoudens verschillen echter sterk en niet alle huishoudens maken gebruik van de regelingen (zie ook analyse bereik in de Armoedemonitor).

Publicatiedatum: 16-05-2023